De remisedood door Jesper de Groote
In het afgelopen kandidatentoernooi baarde Anish Giri opzien door al zijn partijen remise te spelen. Dat prestatie stond niet op zichzelf, want de overgrote meerderheid van de partijen (71%) eindigde in een puntdeling. Wordt Capablanca’s vrees dat het schaakspel een remisedood zou sterven een eeuw na dato alsnog bewaarheid?
Capablanca’s vrees was natuurlijk niet uit de lucht gegrepen. Na het romantische schaak in de 19e eeuw werd het spel op hoog niveau op een steeds realistischere manier benaderd. De maffe gambietopeningen verdwenen en in plaats daarvan kwamen veelal lange positionele duw-en-trekpartijen, die maar al te vaak onbeslist eindigden. Inderdaad schoot het remisepercentage in WK-matches in het begin van de vorige eeuw omhoog. Extrapolerend leek de remisedood al akelig dichtbij.
Grappig genoeg creëerde Capablanca zelf zijn eigen voorspelling door in zijn matches tegen Lasker en Aljechin veel remises te produceren. De Cubaan zette zijn partijen gezond op en verloor zelden (hij was dus gewoon een schuiver). Zijn opvolgers speelden wat agressiever, waardoor het er op het schaakbord rond de oorlog wat minder vredelievend aan toeging. Vanaf de jaren 60 ging het remisepercentage weer omhoog, met als toppunt de vele matches tussen Karpov en Kasparov in de jaren 80. Sindsdien is het remisepercentage weer iets afgenomen, maar de stijgende trend is onmiskenbaar:
Remisepercentage in WK-matches en kandidatentoernooien (1886-2016, gemiddeldes over 5 matches).
Natuurlijk is er, naast de tand des tijds, nog een andere verklaring voor de toename van het aantal remises: de kampioenschapskandidaten zijn tegenwoordig beter aan elkaar gewaagd dan vroeger. Inderdaad werden de matches in de 19e eeuw vaak met een enorm machtsvertoon gewonnen en dan zijn remises natuurlijk zeldzaam. Inderdaad neemt het remisepercentage toe naarmate de kandidaten qua scores dichter bij elkaar zitten. Maar als we daarvoor corrigeren, is er dan nog een stijging in het remisepercentage te zien?
Hiervoor heb ik de data onderverdeeld in drie perioden. Allereerst is er de romantische periode (1886-1908), waarin de niveauverschillen groot waren en de meeste partijen op een beslissing uitdraaiden. Daarna komt de klassieke periode (1910-1963), die eindigt met de talloze titelprolongaties van Botwinnik. In deze periode waren de spelers beter aan elkaar gewaagd en eindigden de meeste partijen vredelievend. Vanaf 1966 is er de moderne periode, met nog hogere remisepercentages. De volgende grafiek geeft het remisepercentage en de score van de verliezer in alle relevante WK-matches van de afgelopen 130 jaar weer:
Remisepercentage uitgezet tegen de score van de verliezer. De verschillende arceringen geven verschillende periodes aan. Donkergrijs: 1886-1908, lichtgrijs: 1910-1963, wit: 1966-nu.
Kijkend naar de gemiddeldes per periode, dan valt op dat het remisepercentage aanvankelijk bijna verdubbelt (van 28 naar 53%), terwijl de verliezer 10 procentpunt meer scoort (42,5 om 32,6%). In de laatste periode stijgt het remisepercentage echter nog verder naar 66%, terwijl de score van de verliezer ‘slechts’ toeneemt tot 45%. De toename van het remisepercentage gaat op hoog niveau dus nog onverminderd door. Capablanca’s vrees kan dus bewaarheid worden, maar wanneer het spel echt aan de remisedood is gestorven, durf ik niet te voorspellen. Extrapolaties kunnen immers bedrieglijk zijn. Misschien zijn de huidige topspelers gewoon niet zo avontuurlijk en lijkt de remisedood dichterbij dan ‘ie in werkelijkheid is.
Hee! De grafieken staan verkeerd om!
Zo beter 🙂
Grafiek in de onderste helft van het artikel.
http://www.gizmodo.com.au/2016/05/how-chess-has-changed-over-the-last-150-years/
Dat is grappig! Ik was niet van dit artikel op de hoogte. Gelukkig overlapt het niet al te veel, anders had ik me wel heel waardeloos gevoeld. Ik had zelf nog het idee om iets over het witvoordeel te schrijven, omdat de remisedood natuurlijk automatisch betekent dat het witvoordeel verdwijnt. In de WK-matches is het witvoordeel ook iets afgenomen en dat is in lijn met de trends in databases, aldus het altijd betrouwbare Wikipedia. Interessant genoeg beweert dit artikel juist het omgekeerde. Interessante kost.