Kwaliteitsverschil door Jesper de Groote
De zomer is weer voorbij en de landelijke schaakcompetitie is weer begonnen. Dit najaar zal in de schaakwereld vooral in het teken staan van de match Carlsen – Karjakin. Van stilte voor de storm was allerminst sprake. In de laatste maand van de astronomische zomer werden de nodige gewichtige toernooien gespeeld.
Het Nederlands Kampioenschap werd dit jaar pas laat gespeeld. In het Tropentheater, dat zijn naam eer aandeed, stond er zowaar een nieuwe kampioen op. Dat gebeurde niet bij de dames, waar Zhaoqin (“Tsjautsjien”) Peng niet van de partij was. Titelverdedigster Anne Haast had flink aan slagkracht ingeboet en dus bleef het kampioenschap nog tot het laatste moment spannend. Uiteindelijk prolongeerde Haast haar titel door een wilde barrage van Iozefina Paulet te winnen.
Bij de heren was er een ongekende sensatie. De betoverend spelende Jorden van Foreest won meteen bij zijn debuut het NK. Bij zijn toernooi vielen twee dingen op: 1) het gemak waarmee hij gerenommeerde tegenstanders met zwart oprolde en 2) de vanzelfsprekendheid waarmee hij zijn torens inwisselde voor stukken die niet tegelijkertijd een pion kunnen afstoppen en aanvallen. Alleen tegen Reinderman had een kwaliteitsoffer niet het gewenste resultaat, maar daar stond weer tegenover dat een foutief kwaliteitsoffer van Van den Doel hem een halfje extra opleverde. Zijn beste partijen waren echter de partijen waarin hij geen materiaal offerde: zo overspeelde hij Bok en Werle met zwart vrij overtuigend en ogenschijnlijk eenvoudig. Zijn witpartijen liepen minder gesmeerd en dat kostte hem bijna de titel:
Na een matig gespeelde opening was Van Foreest flink in de problemen. Zijn dame lijkt actief, maar is bijna ingesloten. Van Wely, die een halfje achterstond en dus moest winnen, koos het juiste plan, maar niet de juiste uitvoering. Na 30… Dd7?! 31. Db5 Dd8 32. Db6 was hij wel uitgedanst en ruilde hij alsnog. Niet erg slim, omdat hij wit met 32… Df8! voor flinke problemen kon plaatsen. Vanuit f8 dekt de dame de toren, de d-pion en veld a8, zodat er meteen al nare aftrekaanvallen met de loper dreigen. Wit moet al iets als 33. Tb1 doen, waarna zwart met 33… Pcd4 34. Da7 Lxd5 35. cxd5 Ta8 een droomstelling krijgt. Zoals het nu ging, bleef Van Wely wel beter staan, maar het bleek niet genoeg voor de winst. Van Foreest hield dapper stand in het eindspel met zijn ontiegelijk slechte loper. Daardoor stond hij bij het ingaan van de laatste ronde alsnog op poleposition. In de race tegen de matig spelende Werle maakte hij vervolgens geen fout meer.
Meteen daarna werden de nummers 2, 3 en 6 van het toernooi alweer op het vliegtuig naar Bakoe gezet, om daar de Nederlandse eer te verdedigen op de Schaakolympiade. Kon dat wel iets worden, met drie spelers die zich zo hadden laten ringeloren door zo’n snotneus? Al gauw verstomde de kritiek, want Nederland begon geweldig. Aan het kopbord won Giri zijn partijtjes en op de andere borden liep het ook als een trein. Het niet misselijke Engeland werd zelfs met 3½-½ van de mat gespeeld, zodat Nederland om de hoogste plaatsen meedeed. Het breekpunt was de wedstrijd tegen India halverwege het toernooi. Op alle borden zag het er goed uit en een kleine overwinning leek zeker mogelijk, maar helaas ging het toen mis:
Wit heeft het loperpaar in een stelling met een vrij vloeibare pionnenstructuur, dus zal hij wel beter staan. “Wat die Foreest kan, kan ik ook”, zal hij wel gedacht hebben en dus deed hij 22. Txd6?! Txd6 23. fxe5 Td7 24. exf6 Dxe3+ 25. Kh1 Dd3 26. Dxd3 Txd3 27. fxg7.
Zo, even op adem komen. Wit heeft het loperpaar en twee pionnen voor de kwaliteit. Desondanks staat hij niet beter. Zwarts torens staan actief en de pion op c4 is een doelwit. Adhiban neemt de pion ook maar meteen onder vuur: 27… La6. De pion staat meteen ook gepend en dus kan hem niet dekken met 28. Ld5. L’Ami verzint een list. 28. Lc6!? Te2?! 29. Ld5. Nu de toren op e2 in de weg staat, kan wit zijn loper op d5 verankeren. 29… Te7 30. Lf6 Te8 31. Tc1. Gauw de truc uit de stelling halen. 31… Te2 32. Kg1 Ted2 33. Lf3. Wit wil niet dat zwart torens ruilt, dus gaat zwart maar loperruil voorbereiden. In principe is de ruil van elk stuk gunstig voor zwart. 33… Te3 34. Lc3 Td6 35. Ld5 Te7 Inmiddels staat zwart klaar om lopers te ruilen. Wit kan nog op voordeel proberen te spelen door de opmars van de b-pion voor te bereiden. Helaas viel L’Ami’s oog op iets anders. 36. Td1? Dreigt een aftrekschaakje, maar wie een kuil graaft voor de ander… Met 36… Lxc4! tuinde zwart er bewust in. De pointe is dat het geplande 37. Lxf7+ faalt op 37… Txf7 38. Txd6 Tf1 mat! Wit had niet beter dan 37. Lf3, maar de lol is er dan wel af voor hem. In het vervolg werd L’Ami overmeesterd alsof hij zelf met de zwarte stukken speelde. Tot overmaat van ramp leverden de overige goede stellingen slechts remises op.
Een zure verliespartij en daarna lukte weinig meer. Alle mazzel van het begin van het toernooi werd gecompenseerd door pech en een hoop net-niet-partijen in de tweede helft van het toernooi. Geluk met de indeling was er ook niet: Nederland bleef maar sterke landen treffen en eindigde uiteindelijk op een teleurstellende 36e plaats. Op papier een zeer matige prestatie voor het als tiende geplaatste team en dus moest er een zondebok worden aangewezen. Er werden nog net geen Kamervragen over gesteld. Een beetje overtrokken allemaal. Het enige wat de prestatie van het Nederlandse team liet zien, is hoe vertekenend de eindstand van een Zwitsers toernooi kan zijn. Nederland had te vroeg gepiekt en deed zodoende een omgekeerd Zwitsers gambiet, want met de individuele scores was weinig mis.
Het enige puntje van kritiek had betrekking tot het schema, want waar Giri, de vedette, elke ronde moest opdraven, rouleerden de overige spelers wel. Zo speelde Robin van Kampen halverwege het toernooi plotseling drie partijen niet, terwijl Benjamin Bok na twee nederlagen ineens twee keer aan de kant werd gehouden. Het deed wat apart aan, vooral ook omdat de scherpte er bij Giri op het eind wel af was. Het probleem voor Nederland was natuurlijk dat ze te goed bezig waren en te sterke tegenstanders kregen om even 100 of 150 elopunten uit de basis te halen, maar achteraf gezien was het misschien toch handiger geweest om dat wel te doen. De niveauverschillen waren dusdanig klein dat een beetje meer scherpte zomaar het verschil tussen winst en verlies had kunnen betekenen. Een beter wisselbeleid had de inzinking aan het eind misschien kunnen voorkomen. Een les voor de volgende keer. Hopelijk gaat het dan, met Van Foreest als stand-in voor Giri, een stuk beter.