Erika Sziva: Eindspelen zijn leuk: les 3
(Redactie: link naar de oplossingen staan onder aan deze pagina)
Mijn volwassen leerling speelde de aanvalspartij van zijn leven. Na een geweldige strijd gaf hij het gewonnen eindspel in twee zetten weg. ‘Ooit van sleutelvelden gehoord?’, vraag ik hem voorzichtig. Hij kijkt me met grote ogen aan. ‘Oppositie, misschien?’, probeer ik hem zachtjes onder druk te zetten. Nu kijkt hij verwilderd en legt me uit dat hij eindspelen voor later bewaart, als hij al alles snapt van de opening en middenspel. Andere leerlingen in stap 2 staan al te trappelen om het geheim van sleutelvelden te mogen weten, maar helaas, de poort van de hemel gaat pas in stap 3 open. Ik zal toch een tip van de sluiter oplichten.
Oppositie
Er is heel wat verwarring over ‘sleutelvelden’ en oppositie. Als je naar onderstaande stelling kijkt dan zie je de ‘basisoppositie’, twee koningen tegenover elkaar staan. Beide koningen willen actiever worden en graag naar voren, maar ze worden door elkaar afgehouden van de velden met de kruisjes. Degene, die moet zetten, is in het nadeel, want die moet wijken van deze ideale positie, waardoor de koning van de tegenstander naar voren kan. Dus na b.v. 1… Kc6 2. Ke5 heeft wit een stap kunnen zetten in het vijandelijke kamp. In pioneindspelen, zoals je in de komende voorbeelden zult zien, is oppositie een krachtige middel om je tegenstander laten wijken van zijn ideale velden.
Naast de basisoppositie heb je voor moeilijkere eindspelen ook ‘verre of diagonale’ oppositie nodig. Hierbij een paar voorbeelden, let op dat er altijd een oneven aantal velden tussen de koningen zit.
Sleutelvelden
Sleutelvelden zijn de velden waar de koning moet staan om te kunnen winnen. Dit betekent dus niet per se oppositie, zoals velen denken! Hieronder zie je twee voorbeelden van de sleutelvelden van de witte pion.
Als een pion op de 5e rij of hoger staat, dan liggen de sleutelvelden direct voor de pion.
De eenvoudigste winst is als de witte koning op de 6e rij op een van de sleutelvelden staat. Wie hier ook aan zet is, wit wint altijd.
Bijvoorbeeld: 1. Ke6 Ke8 2. d6 Kd8 3. d7 Kc7 4. Ke7 gevolgd door d8-D of 1… Ke8 2. Kc7 Ke7 d6+ gevolgd door d7 en d8-D.
In bovenstaande stelling wil wit een van de sleutelvelden bereiken. Hij stapt in de oppositie met 1. Kd5 en daardoor dwingt hij de zwarte koning om te wijken. Na 1… Ke7 2. Kc6 Kd8 3. d5 Kc8 4. d6 Kd8 5. d7 bereiken we de al eerder behandelde type stelling (Koning op de 6e rij wint altijd).
Wit aan zet
In deze stelling heeft wit een handige tempozet met zijn pion om de zwarte koning te dwingen de oppositie te verlaten. Na 1. d3! Ke6 2. Kc5 is een sleutelveld bereikt en de stelling is gewonnen.
De sleutelvelden van de randpion zien er ietsje anders uit. In deze stelling kan zwart beide velden niet bereiken, dus kan hij niet meer winnen. Soms moet je de techniek ‘afhouden’ gebruiken (de koning van de tegenstander niet dichterbij te laten komen) om toch een sleutelveld te kunnen bemachtigen. Net als onderstaande diagram, die je zelf mag oplossen!
Wit aan zet, wint
Oplossing: 1
Ook moet je soms uitkijken voor patwendingen! Onderstaande stelling is gewonnen voor wit (de koning staat al op een sleutelveld en bovendien op de 6e rij!), maar toch kan zwart het een beetje moeilijk maken.
1… Ka7!? Nu als 2. b6+ dan is 2… Ka8 remise. Om te winnen moet wit 2. Kc7 spelen en na 2… Ka8 3. Kb6 (en niet 3. b6?? met weer die vervelende pat) Kb8 4. Ka6! Ka8 5. b6 Kb8 6. b7 Kc7 7. Ka7 om de zwarte koning uit de hoek te krijgen.
Spielmann – Duras, Carlsbad 1907
Wit aan zet: 1. Tf4??
Natuurlijk moet je je regelmatig afvragen in een ander type eindspel of transpositie naar een pioneindspel wel of niet gewonnen zou zijn. Zo dacht wit in onderstaande stelling veilig torens te kunnen ruilen na 1. Tf4, omdat na 1… Txf4 2. Kxf4 kan zwart de sleutelvelden (e4, f4, g4) niet bereiken en moet remise geven. Helaas kwam hij van een koude kermis thuis na de ijzersterke 1… Kg5! en na de gedwongen 2. Txf5 Kxf5 heeft zwart de oppositie, waardoor hij een van de sleutelvelden zal bereiken en het pioneindspel winnen.
Gligoric – Fischer, Yugoslavia 1959
Zwart aan zet, staat hij verloren of kan hij de partij redden?
1… Kb8! Alleen met deze zet laat zwart niet toe dat wit de oppositie pakt of de sleutelvelden ‘a6, b6, c6’ bereikt en zo houdt hij remise.
Wil je meer leren over pioneindspelen, dan vind je talloze oefeningen en goede uitleg vanaf stap 3 in de werkboeken van Cor van Wijgerden. Vond je de les nog een beetje moeilijk, ga dan veel opgaven oplossen van b.v. werkboek stap 3. Hierbij je huiswerk opdracht nog:
Wit aan zet
Oplossing 2
Vond je de les heel makkelijk, dan mag je nog onderstaande stelling beoordelen.
Wit is aan zet, Neushtadtl, H. 1897
I) Hoe schat je de stelling in?
- Zwart staat gewonnen
- Remise
- Wit staat beter
- Wit staat gewonnen
II) Wat is de beste zet?
- 1. Kf1
- 1. Kh1
- 1. Kg3
- 1. Kf2
Oplossing 3:
De oplossingen zijn te vinden op http://www.schakers.info/?page_id=12638