‘Zeer de moeite waard..’
Een boek met 80 partijen van Ulf Andersson, een voorwoord van Peter Leko die even meedeelt dat zijn favoriete speler Tigran Petrosjan was. Een boek bovendien geschreven door twee relatief onbekende Duitsers: Jurgen Kaufeld en Guido Kern. Bent u inmiddels afgehaakt na deze ogenschijnlijk ontmoedigende openingszinnen? Nee? Dat is mooi, want ook al bevat deze inleiding een hoog remiseschuiversgehalte, het boek is zeer de moeite waard.
De beide schrijvers zijn geen topspelers. Ik meen dat ik IM Guido Kern het afgelopen seizoen op bord acht in de Belgische competitie heb zien spelen. Kaufeld is FM. Geen koekenbakkers dus, maar ook geen hoogvliegers. Wel zijn ze beiden in Duitsland bekende schaaktrainers en uit dien hoofde is hun bewondering voor iemand als Ulf Andersson beter te begrijpen. En die 80 partijen zijn allemaal winstpartijen van de Zweedse grootmeester.
U hoeft dus niet bang te zijn een boek vol korte remises te kopen. Het boek gaat ook echt alleen maar over schaken. Behalve Anderssons geboortedatum treft u weinig aan dat aan een biografie doet denken. De partijen zijn gerangschikt naar diverse thema’s. Vijftien onderdelen van het spel, waarin Ulf Andersson zijn gelijke niet kende. Het moeten er velen geweest zijn die zich na een nederlaag tegen Andersson vertwijfeld hebben afgevraagd waar het in vredesnaam mis ging. Want het patroon is vaak hetzelfde. Vanuit een rustige opening bespeurt Andersson ergens een klein voordeeltje. En dat melkt hij vervolgens geduldig uit. Soms gebruikt hij daarbij typische methodes. Zo wordt er een hoofdstuk gewijd aan Anderssons behandeling van het spel als hij in het bezit van het loperpaar is, maar het volgende hoofdstuk gaat dan ineens over het ruilen van een, voor normale stervelingen, sterke loper tegen een paard. Zie hier een voorbeeld, waarin The Spinning Wiel het slachtoffer werd…
De diagramstelling ontstond na de inleidende zetten 1.Pf3 c5 2.c4 Pc6 3.g3 g6 4.Lg2 Lg7 5.Pc3 d6 6.0–0 Ph6 7.d4 cxd4. In deze stelling besloot Andersson tot 8.Lxh6! Liefhebbers van openingen als de Pirc en het Konings-Indisch zullen deze zet als een belediging beschouwen. “Hoe durf je mijn toch al sterke loper vrijwillig nog sterker te maken door zijn natuurlijke vijand weg te ruilen? Neem je me niet serieus?” Er volgde Lxh6 9.Pxd4 Ld7 10.c5! Een pionoffer, waarmee wit zwarts pionnenstructuur vernielt. Na dxc5 11.Pxc6 Lxc6 12.Lxc6+ bxc6 13.Dc2 Dd2 14.Dxd2 Lxd2 beoordeelt mijn computer de stand als volkomen gelijk, maar Andersson, toch al in topvorm dit toernooi (Hoogovens 1983, hij werd winnaar) had met de betere pionnenstructuur het voordeeltje waarop hij kon gaan spelen en hij won na 36 zetten.
Typerend voor spelers als Andersson (zoals ook Petrosjan bijvoorbeeld) zijn positionele offers. Voorbeelden genoeg van partijen waarin hij aanvoelt dat een loper of een paard belangrijker is dan een toren en gewoon besluit tot een offer zonder dat er sprake is van spoedig mat of materiaalwinst. Nog spectaculairder is natuurlijk het positionele dameoffer! Als je daar een paar stukken voor terugkrijgt zie je de vijandelijke dame soms hulpeloos spartelen. Een mooi voorbeeld:
Andrei Kharlov – Ulf Andersson
Haninge 1992
1.e4 c5 2.Pf3 Pc6 3.Lb5 g6 4.Lxc6 bxc6 4…dxc6 wordt vaker gespeeld, maar deze zet is ook zeker niet slecht. 5.0–0 Lg7 6.Te1 Pf6 7.e5 Pd5 8.c4 Pc7 9.d4 cxd4 10.Dxd4 Pe6 Grappig hoe de theorie evolueert. Onlangs verscheen een boek van Bologan over de Rossolimo en daarin wordt deze zet, die toch tot een fraaie overwinning leidt voor zwart, niet genoemd. Heden ten dage zijn de zetten 10…0–0, 10…d5 en 10…d6 blijkbaar meer in de mode. 11.Dh4 h6 12.Pc3 d6 13.Td1 Lb7 14.Le3 c5 15.Pd5? Nodigt zijn tegenstander uit tot het positionele dameoffer. Nu we weten dat dat erg goed uitpakt voor zwart kunnen we veilig stellen dat 15.exd6 exd6 16.Dg3 beter was geweest.
15…dxe5! 16.Pf6+ Lxf6 17.Txd8+ Txd8 18.Dg3 h5 19.h4 0–0 ! Kost een pion, maar voltooit de ontwikkeling en, opent de diagonaal voor de loper en verovert veld d4. Hoezo positioneel! 20.Pxe5 Pd4 21.Lxd4 Txd4 22.Te1 Tfd8 23.Db3 Le4 24.Pf3 Lxf3 25.Dxf3 Txc4 26.g3 Tc2 27.Te2 Txb2 28.Txb2 Lxb2 29.Db7 Td1+ 30.Kg2 Ld4 31.Dxa7 Td2 32.a4 c4 deze pion is niet te houden. 33.Dc7 c3 34.a5 Txf2+ 35.Kh3 e5 36.Dc4 c2 37.a6 Le3 0–1
Los van alle positionele kwaliteiten worden er ook vier hoofdstukken gewijd aan Andersson als eindspelvirtuoos. Want ook dat gebied behoort hij tot de allerbesten. Leest u anders Jan Timmans “Het Smalle Pad” er nog maar eens op na. Ulf Andersson was in de tijd dat hij secondant was van Timman in diens jacht op de wereldtitel van onschatbare waarde als het ging om het analyseren van afgebroken partijen. De bijdrage die Andersson bijvoorbeeld geleverd heeft aan de winst van Timman in de beroemde partij tegen Velimirovic mag niet worden onderschat.
Een boek vol winstpartijen van Ulf Andersson. Wie had dat ooit gedacht? Maar ook de sceptici zullen verrast zijn. Het is een boek voor de verzamelaar, de liefhebber, de fijnproever en voor de leergierige schaker. Ofwel: voor bijna iedereen wat wils!
Richard Vedder