Ik ga op reis en ik neem mee…
Schaakboeken natuurlijk! Zeker als de reisbestemming een schaaktoernooi is. Niet lang voordat het Univétoernooi in Hoogeveen begon ontving ik via New in Chess enkele schaakboeken met de mededeling dat men benieuwd is naar mijn mening over die boeken. Nou, die boeken konden dus mooi mee op reis.
Centre-Stage and Behind the Scenes, Yuri Averbakh
Het leven in de schaakwereld van de oudste nog levende grootmeester ter wereld, beschreven door hemzelf. Ik moet me er altijd even toe zetten een boek te gaan lezen zonder diagrammen en dergelijke, maar de treinreis van Nijkerk naar Hoogeveen was de ideale gelegenheid om het boek erbij te pakken. En wie eenmaal aan het lezen slaat over alles wat deze man heeft meegemaakt in zijn rijke schaakleven vindt het steeds lastiger het boek terzijde te leggen.
Averbach heeft zijn sporen verdiend als speler, als coach, als secondant, als journalist, als bestuurder, als schrijver… te veel om op te noemen. En in al die hoedanigheden heeft hij van alles meegemaakt. Genoeg om een boek van meer dan 250 pagina’s mee te vullen. Als schaker werd hij kampioen van de Sovjet-Unie in 1954. Tot zijn spijt heeft hij nooit in een olympiade gespeeld, als enige kampioen van de Sovjet-Unie ooit. Dat kwam door een straf, omdat hij het gewaagd had in New York een verzoek om zijn landgenoot Kotov te helpen bij het analyseren van een afgebroken partij beleefd te weigeren.
Opperhoofd Postnikov gaf hem die opdracht, maar Averbach had een slechte nacht gehad en wilde rusten. En ja, dan vraag je erom in de Sovjet-Unie van die tijd. Hij werd een jaar lang “neviezdny”, ofwel hij kwam even niet in aanmerking voor
reizen naar het buitenland. Dat woord “neviezdny” komt vrij vaak voor in het boek. Vele schakers uit dat grote land liepen wel eens tegen de lamp en mochten dan een tijd het land niet uit. De voornaamste slachtoffers waren David Bronstein en Viktor Kortchnoi.
Diverse van zijn schaakvrienden die in de loop der jaren zijn overleden krijgen aandacht in dit boek. In een notendop beschrijft hij zo de levens van mensen als Zubarev, Blumenfeld, Duz-Khotimirsky en nog meer onbekende meesters uit lang vervlogen tijden. Maar ook bekendere schakers komen zo aan de orde.
Averbach maakte ook carrière als arbiter en zijn meest memorabele optreden op dat vlak was ongetwijfeld de eerste match Karpov – Kasparov, die na 48 partijen werd afgebroken door interventie van FIDE-president Campomanes. Als nauw betrokkene geeft Averbach enkele details, waarvan sommigen voor mij verrassend waren. Zo dacht Karpov dat hij akkoord was gegaan met het afbreken van die match, waarin hij ernstige tekenen van vermoeidheid vertoonde maar waarin hij wel met 5-3 voor stond, onder de voorwaarde dat een nieuwe match zou starten met een 2-0 voorsprong voor hem.
Nee dus. Hij hoorde in de auto de toespraak van Campomanes op de radio, waarin deze aangaf dat ze een nieuwe match zouden beginnen met 0-0.
Veel details over het leven als schaker in de Sovjet-Unie in dit boek, maar opvallend is dat er vrij vaak een “translators note” onder aan een pagina staat omdat Averbach de feiten niet helemaal meer op een rijtje heeft. Dat kunnen onschuldige feitjes zijn zoals de zetvolgorde van een afgesproken remise van Robert Hübner, maar opmerkelijker is zijn visie op de gebeurtenissen in Curacao in 1962. Ik dacht dat intussen algemeen als feit is vastgesteld dat daar indertijd een combine plaatsvond. Petrosjan, Geller en Keres speelden allemaal korte remises tegen elkaar om krachten te sparen voor
de overige partijen. Door deze tactiek zou in ieder geval de gevaarlijke jonge Amerikaan Bobby Fischer uitgeschakeld worden in de strijd om de wereldtitel. Maar nu schrijft hij dat Petrosjan en Geller remises speelden omdat ze al jaren
goede vrienden waren en over Keres schrijft hij dat het belachelijk is om een dergelijke sportieve “gentleman” van samenzwering te beschuldigen.
Maar, los van die enkele keer dat de feiten niet helemaal lijken te kloppen, het is een interessant boek waarin heel veel beschreven staat over het schaken in de Sovjet-Unie en de relatie tussen de Sovjets en de rest van de wereld. Het geeft ook aardige inzichten in de verhoudingen tussen de Sovjet-spelers onderling. Wie heeft met wie ruzie, en wie niet? Grappig
eigenlijk. Je bent een tijd secondant van Botwinnik, vraagt aan Botwinnik of hij het goed vindt dat je eenmalig een andere grootmeester gaat helpen en Botwinnik doet de rest van je leven of je lucht bent!
Maar goed, we waren in Hoogeveen om een schaaktoernooi te spelen. En als je op zoek bent naar ideeën over hoe je een opening moet spelen, dan zijn de NIC-Yearbooks eigenlijk onmisbaar. En tijdens deze reis nam ik mee…
Een prachtige mijlpaal voor New in Chess, waarmee ik ze van harte feliciteer. En bij New in Chess hebben ze hun best gedaan om van nummer 100 iets speciaals te maken. Zo is er “the final word on the Zaitsev” door niemand minder dan Gary Kasparov. Nu heb je daar niet veel aan als je de Zaitsev-variant van het Spaans niet op je repertoire hebt en ook niet van plan om het in het repertoire op te nemen, maar ik wil er maar mee zeggen dat kosten noch moeiten gespaard zijn om van nummer 100 iets moois te maken. Zo heeft vaste recensent Glenn Flear een top 20 samengesteld van de beste boeken die hij sinds zijn aantreden heeft beoordeeld. Het beste boek, in zijn ogen, was “Grandmaster Repertoire” van Boris Avruch. Volume one, om precies te zijn. Over 1.d4. Ik kan er niet over oordelen. Ik heb dat boek helaas niet. Ook heeft New
in Chess een prijsvraag uitgeschreven: “The Great Yearbook 100 Anniversary Quiz”. Dat zijn geen gemakkelijke vragen kan ik u zeggen. Een soort NIC-triviant. De quiz is ook zo samengesteld dat de uiteindelijke winnaar waarschijnlijk iemand is die alle honderd jaarboeken in zijn kast heeft staan, want daarin zijn alle antwoorden te vinden. Voor de hebberigen onder u nog de mededeling dat er acht mensen in de prijzen vallen. De gelukkigste wint een driejarig abonnement op de Yearbooks. Die is dus tot en met 2014 verzekerd van de laatste openingsideeën!
Heel leuk ook: René Olthof, waarvan boze tongen beweren dat hij een luchtbed met slaapzak in het kantoor van New in Chess heeft, heeft onderzocht wie het diepste openingsnieuwtje heeft bedacht. Wat dacht u van een nieuwtje op de 64e zet?
Maar naast alle feestelijkheden is er natuurlijk ook de “normale” inhoud: Het forum, Benjamin’s Opening Takes en meer dan dertig surveys over diverse openingen en openingsvarianten. Soms heb je dan pech dat je favoriete openingen een keer niet aan bod komen. Zo zocht ik vergeefs naar het Open Spaans en het Aangenomen Damegambiet. Maar die komen vast een volgende keer weer aan de beurt. In deze uitgave opvallend veel aandacht voor de Caro Kann en het Konings-Indisch. Uiteraard zijn er nog meer surveys over het Slavisch en het Siciliaans, maar dat is nooit anders geweest.
Maar goed, ik zat in Hoogeveen een schaaktoernooi te spelen. Had ik wat aan NIC Yearbook 100 in de voorbereiding? Jazeker! In de vijfde ronde werd ik gekoppeld aan Thomas Willemze en die speelt toch vrijwel altijd Caro Kann. En aangezien er vier surveys over de Caro Kann in het boek stonden nam ik me voor daar een keuze uit te maken. Toevallig was ik de ochtend voor die partij ook erg vroeg wakker en dus zat ik al om tien voor zeven in de ochtend aan de Caro Kann te sleutelen.
De keuze was reuze… Een SOS-je van Jeroen Bosch? Nee, ik had deze keer geen zin in iets aparts als 1. e4 c6 2. Pc3 d5 3. De2. Hoe fraai de resultaten van Semen Dvoiris hiermee ook zijn, ik had meer zin in iets gangbaars. 1. e4 c6 2. d4 d5 3. e5 Lf5 4. h4 dan? Een survey van Hazai en Lukacs, twee Hongaren die al jaren hun diensten bewijzen aan New in Chess. Er staat een analyse in van Shirov – Anand. Maar ja, Anand won die partij. Bovendien wordt het gepresenteerd als een
obscuur gambiet na 4… h5 5. Lg5 Db6 6. Ld3. Niets voor mij! Volgende survey: Een verrassing van zwart: 1. e4 c6 2. d4 d5 3. Pc3 dxe4 4. Pxe4 h6. Ja, daar heb ik als witspeler even niets aan in de voorbereiding. Dat is iets voor zwartspelers.
Maar die vierde survey, die zou het worden. De lange hoofdvariant (in mijn database zag ik nog een snelle nederlaag van Willemze, altijd leuk) en dan de verrassende zet 14. Pf1! Dat zou hem worden. Met een interessant plan, namelijk die g-pion naar voren om op koningsaanval te spelen. De resultaten volgens mijn database waren prima, dus dat was een onderzoek waard.
We hebben het over de stelling na 1.e4 c6 2.d4 d5 3.Pc3 dxe4 4.Pxe4 Lf5 5.Pg3 Lg6 6.h4 h6 7.Pf3 Pd7 8.h5 Lh7 9.Ld3 Lxd3 10.Dxd3 e6 11.Ld2 Pgf6 12.0–0–0 Le7 13.De2 0–0 14.Pf1
Zwart heeft, los van wat hapsnapwerk, drie mogelijkheden. A: 14…c5, om tegenspel te krijgen in het centrum, waarna wit met meteen 15.g4 de aanval opent en uitstekende resultaten heeft geboekt. B: 14… Db6 15.g4 Da6. Zwart neemt een vernachelde pionnenstructuur voor lief, maar remt wel de witte aanval af. Ook hier zijn de resultaten voor wit behoorlijk. Rest nog C: 14…Pb6 met de bedoeling Dd5 te laten volgen met kansen op een tegenaanval tegen de witte koning. En volgens surveyant (?) Sergey Kasparov is dit het beste en dat toont hij aan met enkele voor zwart prettig verlopen partijen. In geen van die partijen echter, speelt wit 15.g4. En daar wilde ik het fijne van weten. Volgens Fritz’ openingsboek is het namelijk wel gewoon theorie. En die zet is zeker interessant. Meer zeg ik er niet over. Dat heb ik geleerd van het interview van Peter Boel met Hazai en Lukacs in NIC magazine 2011/6. Ze zijn namelijk naast schrijvers ook trainers en als ze een
theoretisch artikel schrijven over een variant waarin een van hun leerlingen een idee achter de hand heeft geven ze maar één zet en dan schrijven ze iets als “dit is interessant”. Ik wil er alleen maar mee zeggen dat de surveys inspirerend zijn om het repertoire aan te passen of bij te schaven, maar dat het zeker geen complete openingsvarianten zijn. Eigen onderzoek blijft noodzakelijk!
Kon ik het allemaal in praktijk brengen? Neen. Uitgerekend tegen mij speelde Thomas eens geen Caro Kann, maar Siciliaans! Uren werk in de prullenbak. Hoewel? Je onthoudt er altijd iets van. En in een partij met wisselende kansen wist ik nog te winnen ook!
In het toernooi ging het met mij uitstekend. Zodanig zelfs, dat ik na zes ronden serieus aan een IM-norm kon denken. Een tpr namelijk van 2500, voldoende titelhouders gehad en in de zevende ronde wit tegen de Engelse grootmeester Stewart Haslinger. Dan kun je twee dingen doen. Vol voor de winst gaan, want als dat lukt komen er nog twee stevig gerate opponenten bij en dan volstaat 5,5 voor de norm. Of een degelijk systeem spelen en voor een halfje gaan om zo de norm bijeen te sprokkelen. Ik besloot tot die tweede optie, want ik had daarvoor eigenlijk het perfecte boek bij me:
THE FOUR KNIGHTS GAME, Andrey Obodchuk
Het historierijke vierpaardenspel. De opa onder de schaakopeningen. Maar vooral: heel degelijk. Het vierpaardenspel voorbereiden was nog wel een gok, want Stewart speelt ook vaak de Philidor. Maar omdat ik twee jaar eerder ook al eens met wit speelde tegen hem (toen werd het wel een Philidor) vermoedde ik dat hij nu zijn reservesysteem 2… Pc6 van stal zou halen. Dat doet hij ook regelmatig en daar besloot ik op in te zetten.
Het vierpaardenspel is een opening die wit normaal gesproken geen groot voordeel belooft, maar het is een ideale opening om op remise te spelen tegen spelers met een paar honderd elopunten meer. Zo zijn er diverse mogelijkheden om het spel snel dood te maken. Neem nu het Rubinsteinsysteem. Een poging van zwart om de zaak op scherp te zetten:
1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Pc3 Pf6 4.Lb5 Pd4 5.La4 het meest gespeeld, maar er zijn een hoop alternatieven 5…c6 6.Pxe5 d5 7.exd5 Ld6 8.dxc6 0–0 en dit hebben avontuurlijke zwartspelers natuurlijk graag als wit een opening met een saaie reputatie speelt. Wit moet erg op zijn hoede zijn. Maar vervelend voor Rubinstein-adepten is, dat wit op de vijfde zet een mogelijkheid heeft om alle muziek uit de partij te halen. En ik zou daar tegen Haslinger zonder meer voor gekozen hebben! Ik bedoel deze variant: 1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Pc3 Pf6 4.Lb5 Pd4 5.Pxd4 exd4 6.e5 dxc3 7.exf6 Dxf6 7…cxd2+ 8.Lxd2 Dxf6 9.0–0 is verschrikkelijk gevaarlijk voor zwart, zo maakt de schrijver vrij duidelijk. 8.dxc3. Voor zwartspelers met ambitie is dit een verschrikkelijke stelling. Er zit totaal geen muziek in!
Voor witspelers, die een vrij eenvoudig te bestuderen opening in hun repertoire willen opnemen, is dit een prima boek. In een paar avonden heb je het Spaans vierpaardenspel behoorlijk onder de knie. Als extraatje wordt nog het Belgradogambiet aangeboden. De enige variant in dit boek die voortkomt uit het Schots vierpaardenspel. Het Belgradogambiet ontstaat na 1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Pc3 Pf6 4.d4 exd4 Pas op met boeken die compleet beweren te zijn. De eerste de beste keer dat ik dit gambiet op Playchess wilde testen kreeg ik hier 4…Lb4. Geen woord daarover in dit boek! 5.Pd5. Dit is de uitgangsstelling van het Belgradogambiet. Als zwartspelers niet goed op de hoogte zijn, en daarom niet 5…Pxe4 6.De2 f5 7.Pg5 d3! durven spelen, heeft wit goede kansen om in het voordeel te komen. Kent zwart zijn theorie echter wel, dan kan het voor witspelers wel eens een partij vol frustratie worden. Daarom besloot ik dit tegen Haslinger maar niet te doen. Maar ja, zoals het nu ging verloor ik ook!
Richard Vedder – Stewart Haslinger
1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Pc3 Pf6 4.Lb5 Ld6 Ai, dat was een verrassing. 4…Lb4 is wat hij eerder gespeeld had, en die variant had ik beter bestudeerd dan 4… Ld6. Die zet was ook weer niet helemaal vreemd voor me, want ooit zat ik in een team met
Viktor Kortchnoi en die deed dit ook tegen Hardenberger Richard Hendriks! 5.d3 a6 6.La4 h6 7.0–0 Na afloop vertelde Stewart me dat hij dit zelf eens met wit heeft gespeeld. Niet zo lang geleden nog, tegen Alexander van Beek. Toen deed hij 7.a3 0–0 8.g4!? Een interessant nieuw idee, dat niet in het boek voorkomt. Zo ziet u maar weer, de theorie staat nooit stil! 7…0–0 8.Pe2 Te8 9.c3 Lf8 10.Pg3 b5 11.Lc2 d5 12.h3 Lb7 13.Le3 Over deze ogenschijnlijk normale ntwikkelingszet was ik achteraf erg ontevreden. Er hangt me straks steeds de zwarte zet d5-d4 boven het hoofd en nu zou dat zelfs met tempowinst gaan. Met het geplande afbraakschaak in gedachten had ik beter meteen voor de dubbele paardruil kunnen gaan. Dan heeft zwart nauwelijks serieuze winstkansen. Hierna wordt ik langzaam maar zeker weg gespeeld. Omdat Stewart een mooi slotakkoord aan de partij breide geef ik de partij maar helemaal: Pb8 14.Ph2 c5 15.Ph5 Pbd7 16.Pxf6+ Pxf6 17.Pg4 d4 18.cxd4 exd4 19.Ld2 c4 20.Pxf6+ Dxf6 21.Te1 Tad8 22.La5 Tc8 23.a3 Ld6 24.Dg4
Tc5 25.Lb4 Tg5 26.Dd7 Td8 27.Dxb7 Df3 28.g4 Dxh3 29.Lxd6 Txd6 30.Ld1 Txg4+ 31.Lxg4 Dxg4+ 32.Kf1 Dh3+ 0–1
Tenslotte vraag ik nog uw aandacht voor een boek dat inmiddels al drie jaar op de markt is, maar wat nog steeds een van de
beste boeken over het Frans is dat ik ooit in handen heb gehad…
The Flexible French, Viktor Moskalenko
In mijn jonge jaren speelde ik vrijwel zonder uitzondering de Franse opening als antwoord op 1.e4. Dat veranderde later. Ik
was het Frans gewoon even zat, ging Siciliaans doen en later 1…e5. En vooral 1…e5 leverde een structurele verhoging van mijn Elo op. Ik verloor wat minder vaak van betere spelers. Dat scheelde. Maar af en toe speelde ik toch het Frans, maar helemaal op de hoogte van de theorie was ik niet meer. En toen kwam The Flexible French uit. In voornoemde top 20, die Glenn Flear samenstelde voor NIC Yearbook 100, is het boek op de derde plaats beland. En dat is zeer terecht. Moskalenko geeft vele interessante ideeën die nu, drie jaar later, nog altijd voor verrassingen kunnen zorgen. Er zijn namelijk nog zat schakers die het boek niet hebben. Het boek zat ook voor Hoogeveen in de bagage en in de tweede ronde had ik er al profijt van:
Richard Vedder- Sahaj Grover
1.e4 e6 2.Pf3 Grover, een kereltje van 16 uit India met een Elo van boven de 2500, heeft een voorliefde voor de Winawer. Toen ik zelf nog een kereltje van 16 was had ik dat ook. Met wit dan. Ik ging vol voor die variant met Dd1-g4xg7xh7 en had het volste vertrouwen in een goede afloop. Tegenwoordig is dat anders. Ik moet dat eerst eens flink bestuderen voordat ik me daar weer mee laat bestoken. De zetvolgorde met 2.Pf3 is een prima systeem om die Winawer te omzeilen. U ziet, Moskalenko voorziet niet alleen Fransspelers van ideeën, ook de witspelers komen aan hun trekken. 2… d5 3.Pc3 Hier moet zwart een keuze maken. Na 3… dxe4 en 3… Pf6 ontstaan er uiteindelijk normale Franse varianten. 3… Lb4 levert zwart echter niet de gewenste scherpe Winawer op, want na 4 a3 Lxc3 5 dxc3 krijgt de strijd een zeer positioneel karakter, waarbij wit met zijn loperpaar niet slecht staat. Tactisch is het verantwoord omdat 5… dxe4 wit geen pion kost: 6 Dxd8+ Kxd8 7 Pg5 en wit staat prima. Een vierde mogelijkheid is wat Grover deed: 3… d4 4.Pe2 c5 5.c3 Pc6?! Beter is 5…dxc3
6.bxc3 maar dat lijkt in de verste verte niet meer op het Frans. 6.cxd4 cxd4 7.Da4! Lc5 8.b4!
Lxb4 9.Pexd4 Da5 10.Dxa5 Lxa5 11.Pxc6 bxc6 12.Pe5 Pf6 13.f3 en het moge duidelijk zijn dat wit superieur uit de opening is gekomen. Grover ontsnapte met remise omdat ik iets te lang treuzelde met het veroveren van de zwarte c-pion en vroeg zich na afloop vertwijfeld af of zijn 7… Lc5 wel goed was. “Do you know the book The Flexible French?” Nee, hij keek mij wat wazig aan. Toen legde ik hem maar uit dat hij al eerder in de fout was gegaan.
The Flexible French zorgde er ook voor dat ik een nieuwe variant aan mijn repertoire heb toegevoegd en in Hoogeveen leverde me dat een tweede meesterscalp op…
Merijn van Delft – Richard Vedder
1.e4 e6 2.d4 d5 3.Pc3 Lb4 4.e5 c5 5.a3 Lxc3+ 6.bxc3 Da5 The Black Queen Blues volgens Moskalenko die voor iedere variant een bijzondere naam heeft bedacht. 7.Ld2 Da4 8.Dg4 In mijn eerste partij met The Black Queen Blues scoorde ik ook een meesterscalp. De Belg Bart Michiels deed op tweede kerstdag 2010 in Bethune 8.Db1 c4 9.Pf3 Pc6 10.g3 en ging in een fraaie partij ten onder. 8…Kf8 9.Dd1 b6 Moskalenko houdt van het zetje b7-b6 in veel verschillende varianten van het Frans. Merijn was er stevig door verrast en speelde 10.Ph3 waarmee hij, althans volgens mijn verre van complete database, een nieuwtje liet noteren. Echter, na Pe7 11.dxc5 bxc5 12.Ld3 c4 staat zwart al prima. Uiteindelijk won ik deze partij ook, maar niet nadat de strijd weer lekker op en neer golfde! Een goede stelling uitspelen valt nog niet mee!
Zo ziet u maar weer.
Wie de juiste boeken meeneemt naar een schaaktoernooi kan lekker scoren. Of ik niet bang ben dat ik met deze publicatie mijn openingen heb prijsgegeven?
Nee hoor, voor mijn volgende toernooi stop ik weer andere boeken in mijn tas!
Richard Vedder
PS.
Die IM-norm?
Dat ging net niet door.
TPR van 2429. Helaas pindakaas…