Felicitaties voor New In Chess
Laat ik beginnen met mijn welgemeende felicitaties aan New in Chess. Al 25 jaar het beste schaakmagazine van de wereld. En daarvan heb ik 23 jaargangen op zolder liggen. Mijn eerste kennismaking was een merkwaardige. In 1986 zat ik in het laatste jaar van de MAVO en in de periode tussen de derde tentamenweek en de examenperiode was er niet veel school. En de behoefte aan extra studeren was er ook niet. De MAVO ging me makkelijk af. Een beetje bijverdienen middels een vakantiebaantje leek me beter. En toen zag ik in de plaatselijke krant een klein advertentietje staan van een bouwbedrijf dat iemand zocht voor sloopwerk. Een telefoontje leerde me dat ik een afgebrand huis moest leegruimen. Voor een week werk zou me dat 200 zwarte guldens opleveren. Ik ging akkoord.
Dat afgebrande huis was eigendom van iemand van mijn schaakclub. De privéproblemen waren zo groot geworden dat hij zijn kinderen weg stuurde, zich vervolgens laveloos zoop en tenslotte de boel in de fik stak. Zelf bleef hij in het huis zitten in de hoop op die manier van zijn sores af te komen. Zover kwam het niet. Zijn buurman haalde hem uit het brandende huis.
Enkele weken later deed ik er dus mijn intrede. Een grote container stond voor het huis. Daar moest alle rotzooi in. Drie verdiepingen met puin, verkoold hout en wat er allemaal niet meer in zo’n huis zit aan bouwmateriaal en meubilair. Er stond een grote kast in de woonkamer. Die was flink beschadigd door het vuur, maar hij stond er nog. Maar hij moest weg, dus ik begon te slopen. Eerst rukte ik er een paar laden uit en… krijg nou wat! Vele jaargangen van “Schakend Nederland”. Half verbrand, half nog leesbaar voor zover het bluswater dat toeliet. En ook een magazine genaamd New in Chess. Ik kende dat nog niet en begon er in te bladeren. Halve pagina’s waren het. De rest was weg gebrand. Het was Nederlandstalig. Het was het “nulnummer”. “Een proeve van wat redactie en uitgever met dit schaakmaandblad voor ogen staat”. En ik was onder de indruk. Een verslag van Jan Timman die een monstertoernooi in Indonesië met 15 uit 21 op zijn naam bracht, Van der Sterren die verslag doet van een sterk toernooi in Bakoe en nog veel meer toernooiverslagen. Maar ook een interview met Kasparovs leermeester: Botwinnik. Kasparov was nog geen wereldkampioen. Sterker nog, hij moest nog een match tegen Smyslov winnen voordat hij tegen Karpov mocht. En verder veel partijanalyses. Ik vond het prachtig. En toen vader en moeder mij in het voorjaar van 1987 vroegen wat ik voor mijn verjaardag wenste vroeg ik een jaarabonnement op New In Chess. Mijn wens werd vervuld en sindsdien ben ik trouw abonnee.
En nu, inmiddels 26 jaar na het verschijnen van het nulnummer komt New In Chess met een overzicht van de eerste 25 jaar. “An Anthology”. En verrek, op de voorkaft van het boek ontwaar ik de cover van het nulnummer. In het middelste stuk van de 5, tussen de foto’s van Karpov en Gligoric in.
Is dat niet dubbelop voor de trouwe abonnee? De echte liefhebber heeft toch een doos op zolder staan met al die magazines er in. Ja, dat zal zo zijn, maar krijgen die oude magazines nog de aandacht die ze eigenlijk verdienen? Wist de trouwe abonnee nog van dat interview met Botwinnik uit dat nulnummer? Vast niet, maar het allereerste hoofdstuk in “An Anthology” is dat betreffende interview.
De Engelsman Steve Giddins werd belast met de taak om uit 25 jaargangen plus een nulnummer een selectie te maken voor het jubileumboek dat uiteindelijk 400 pagina’s dik is geworden. En dat viel niet mee, zo verzucht hij bij zijn inleiding op het interview met Kasparov uit NIC 1989/7. Kasparov was verreweg de meest dominante figuur in de schaakwereld de afgelopen 25 jaar en als hij maar een tiende van zijn toernooizeges en interviews in dit boek zou willen opnemen was het boek bijna vol geweest. En nu vindt hij zelfs dat Kasparov wat onderbelicht blijft in het boek, maar dit interview, afgenomen nadat Kasparov het ELO-record van Bobby Fischer had gebroken, moest er beslist in. “Karpov heeft zich nooit 100% ingespannen”. Alsof ik een uitspraak van Kortchnoi las.
Giddins heeft een fraaie selectie gemaakt, variërend van schitterende partijfragmenten tot diverse eerbewijzen aan overleden schakers. Oude herinneringen komen boven. Zo is er een uitgebreid verslag van Tony Miles over het beruchte Interpolistoernooi in Tilburg waarin hij een aantal partijen liggend op een massagetafel speelde. Zo is er ook een controversiële analyse van diezelfde Miles, die een partij tegen Nigel Short uit 1998 besprak. De heren waren geen vrienden. Als reactie op een opmerking van Malcolm Pein dat de twee niet “on speaking terms” waren reageerde hij droogjes: “niet waar, ik zei goedemorgen tegen “Gump” recentelijk, in 1994″. Ik herinner me dat Short hierop een brief inzond, waarin hij zich beledigd voelde door de term “Gump” die verwees naar Forrest Gump; een film met Tom Hanks en een grote kwijlende hond. Nu was Short er zelf ook niet vies van om beledigingen te uiten. Meerdere malen heb ik van zijn hand opmerkingen over de analyses van Jan Timman in relatie tot diens alcoholgebruik voorbij zien komen in die jaren. Maar geen ingezonden brieven in deze fraaie collectie.
En verder… het is teveel om op te noemen. Het debuut van Magnus Carlsen bij Corus, een prikkelend artikel van Valery Salov (herinnert u zich deze nog?), 21 Dg7!! In Ivanchuk – Shirov, een snelschaakpartij om 300.000 dollar en nog veel, heel veel meer.
Er schuilt één gevaar in. Als u zich installeert in een lekkere stoel onder een leeslamp met een wijntje bij de hand loopt u het risico dit boek in één ruk uit te lezen. Dat is niet handig, als u ’s anderendaags nog moet werken. Oude herinneringen werken verslavend. Jahaa, ik word veertig binnenkort. Eigenlijk de perfecte leeftijd voor herinneringen uit het New In Chess tijdperk. Alles komt je ergens nog bekend voor. Ik kan bijna niet wachten tot ik 65 word. Dan komt de volgende Anthology!
(Richard Vedder)