f2 – f3 !
Wie de beginstand van een schaakpartij door zijn computer laat analyseren ontdekt dat de slechtste zet, waarmee wit kan beginnen de zet 1.f2-f3 is. Als wit die doet krijgt de zwartspeler, zonder dat hij een zet gedaan heeft, al meteen een voordeel van ongeveer 0,8! Niet doen dus. Maar wat als wit de zet f2-f3 kort na het begin doet? Daar zijn voorbeelden genoeg van (denk eens aan die knotsgekke partij tussen Nakamura en Carlsen in Zurich) en over twee van die voorbeelden zijn de laatste maanden boeken verschenen…
Steamrolling the Sicilian
Sergey Kasparov schreef eerder al een boek over het Wolga-Benkögambiet. Daarover heb ik geen recensie geschreven op deze site. Ik verstopte een kleine bespreking in mijn verslag van de wedstrijd Stukkenjagers – En Passant van vorig seizoen, maar daarmee deed ik Kasparov eigenlijk wat te kort, want hij schreef gewoon een inspirerend boek dat zelfs eens als thema diende in een “Wolgatoernooi” op mijn club En Passant. Wel was het even schrikken toen Magnus Carlsen zich met dat gambiet ging bemoeien. De wijze waarop hij Bologan versloeg in Biel 2012 stond in het boek niet beschreven en het zag er overtuigend uit wat de Noor daar deed.
We hebben het deze keer echter over een bestrijding van het Siciliaans, en wel een strijdwijze die er niet op gericht is om er een stevige hakpartij van te maken, maar om de zwartspeler te wurgen. De pointe van 1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 Pf6 5.f3 is namelijk dat er nog geen paard de c-pion in de weg staat, zodat wit met c2-c4 een ijzeren greep op het centrum krijgt met als bedoeling zwart plat te walsen. Ziedaar het begrip steamrolling! Maar, en dat zul je altijd zien, de eerste keer dat ik Siciliaans met 5.f3 zag nadat dit boek verscheen was er van de oorspronkelijke steamrollingdoelstelling al snel niks meer over: de partij Burg-Bosboom op de Europacup te Rhodos liep helemaal uit de hand…
Twan Burg – Manuel Bosboom
Rhodos, 2013
1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 Pf6 5.f3 e6 6.c4 Le7 7.Pc3 0–0 8.Le2 Pbd7 9.0–0 d5 10.Kh1 dxe4 11.fxe4 Lb4 12.Dc2 e5 13.Pf5 Lxc3 14.bxc3 Pc5
15.Pxg7 Kxg7 16.Lg5 Pcxe4 17.Lh4 Dd7 18.Lf3 De6 19.Lxe4 Pxe4 20.Dxe4 f5 21.Df3 Ld7 22.Tae1 Tae8 23.Lf2 Lc6 24.Dg3+ Kf7 25.Dh3 Tg8 26.Lg3 f4 27.Dh5+ Tg6 28.Tf2 Dg4 29.Txe5 Txe5 30.Dxe5 Dd1+ 0–1
De partij zou denk ik thuishoren in hoofdstuk 7: “Ignoring the breakthrough”. Met die breaktrough wordt de zet d6-d5 bedoeld. Echter, Manuels Pbd7 vinden we niet terug. U heeft weer zelfstudie te doen! Twan had de les dat je op d6-d5 niet c4xd5 moet doen wel in zijn oren geknoopt overigens.
De snelste manier om d6-d5 te realiseren is na 5… e5 6.Pb3 d5 en daarmee komen we in wat Kasparov “The Boring Ending” noemt. Zwart heeft radicaal afgerekend met de “dreiging” c2-c4 en krijgt bovendien al snel dameruil, zoals in de variant 7.Lg5 Le6 8.Lxf6 gxf6 9.exd5 Dxd5 10.Dxd5 Lxd5. Kasparov beschouwt dit als een nadeel van het systeem met 5.f3, maar meldt er wel bij dat wit bijzonder goed scoort vanuit deze stelling. Mijn computer waardeert de stelling als nagenoeg gelijk. U bent gewaarschuwd.
Meer ambitieuze zwartspelers (je speelt niet voor niets Siciliaans!) zullen niet gaan voor The Boring Ending. Zij kunnen grofweg kiezen uit de volgende systemen: De hoofdvariant met 6… Le6, of voor direct 6… a5. Daarnaast kan zwart gaan voor systemen met een fianchetto op de koningsvleugel of hedgehog-achtige dingen. Keus genoeg, maar in alle gevallen moet zwart bereid zijn tegen het benauwende c2-c4 te strijden.
Een partij met 5.f3 die ooit indruk op mij maakte staat ook in het boek. Er zit echter een interessant verhaal achter deze pot dat onderbelicht blijft. Ik licht u gaarne bij…
Valery Salov – Ljubomir Ljubojevic
Buenos Aires 1994
1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 Salov speelde hier eerst 4.Dxd4 om er vervolgens op gewezen te worden dat dat tegen de regels was. Wat was namelijk het geval? In dit toernooi, dat werd georganiseerd ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van Lev Polugajevsky, was het verplicht om open Siciliaans te spelen. Dus 1.e4 c5 2.Pf3, waarna zwart de keus had tussen 2… Pc6,d6 en d6, waarna verplicht 3.d4 cxd4 4.Pxd4 moest volgen. Salov beweerde dat hij dat niet wist, Ljubojevic meende dat Salov dit alleen maar deed om hem uit zijn concentratie te halen. Een smet op het verjaardagspartijtje van Poloe, dit ruzietje. 4…Pf6 5.f3 e5
6.Lb5+ Deze zogenaamde “Venice attack” belooft wit, bij het juiste tegenspel, niet veel aldus de auteur. 6.Pb3 en daarna 7.c4 is het beste plan. 7…Ld7 Niet de beste, zo analyseerde Salov twintig jaar geleden al in New in Chess magazine. Ook Sergei Kasparov leert ons dat 6…Pbd7 hier nauwkeuriger is. De ruil van de witveldige lopers bezorgt zwart een structureel probleem doordat er mooie velden voor het paard vrijkomen. 7.Lxd7+ Dxd7 8.Pf5 d5 9.Lg5 dxe4 10.Lxf6 Dxd1+ 10…Dxf5 11.Dd8 mat, maar dat had u ook wel gezien toch? 11.Kxd1 gxf6 12.fxe4 Pc6
13.c3 Met gelijkspel, aldus mijn computer, die altijd wat allergisch reageert als wit met c3 zijn paard het favoriete ontwikkelingveld ontneemt. Ammehoela! Zwart heeft een bijzonder nare stelling. Jeroen Piket geeft de zet een uitroepteken in zijn analyse in het boek “Sicilian Love”, het toernooiboek van Buenos Aires 1994. Het alternatief 13.Pc3 Td8+ 14.Pd5 Pe7 15.Pfxe7 Lxe7 bezorgt wit ook een hardnekkig plusje. Zie hoe kansloos zwart in het vervolg wordt weggeschoven. 13…Tg8 14.g3 Td8+ 15.Pd2 Pe7 16.Kc2 Kd7 17.Tad1 Kc6 18.Pf3 Txd1 19.Pxe7+ Lxe7 20.Txd1 Td8 21.Txd8 Lxd8 22.Ph4 Le7 23.Pf5 Lf8 24.b4 Kd7 25.Kb3 Kc6 26.Kc4 a6 27.a4 b6 28.g4 b5+ 29.Kb3 Kd7 30.Pe3 Lh6 31.Pd5 Lg5 32.c4 Kc6 33.Pc3 bxc4+ 34.Kxc4 Lh4 35.Pd5 Lg5 36.h3 Lh4 37.Pe7+ Kd7 38.Pf5 Le1 39.b5 axb5+ 40.Kxb5 Ld2 41.Kb6 Le1 42.a5 Lf2+ 43.Kb7 Ke6 44.Kc6 1–0 Een partij met een verloop, precies zoals de steamroller bedoeld is!
Steamrolling the Sicilian is een boek voor spelers die ervan houden hun tegenstander te martelen. Langzaam de duimschroeven aandraaien totdat ze uiteindelijk niet anders kunnen dan zich over te geven. Een prima systeem, beschreven in een prima boek. Witspelers moeten echter wel bereid zijn “the boring ending” te spelen.
The Extreme Caro Kann
Tien jaar geleden leerde ik Viktor Kortchnoi kennen. Of beter, hij leerde mij kennen. Hij kreeg van mij namelijk een uitnodiging om mee te spelen aan het Kaaiemantoernooi. Hij accepteerde en keerde daarna nog enkele keren terug naar Bunschoten. Ondertussen hadden wij regelmatig contact via de e-mail. We deelden namelijk de interesse voor het Open Spaans. Hij als specialist, ik als liefhebber.
“Wat heeft dat nu met The Extreme Caro Kann te maken?” hoor ik u denken. Welnu, op een zeker moment kreeg ik de tip om eens naar partijen van Bezgodov te kijken. “Die speelt 9… Lc5 en met succes!” En warempel, ik probeerde het en niet zonder resultaat. Zoekt u in uw database anders de partijen Kurnosov – Bezgodov en Maenhout – Vedder maar eens op en zie wat ik er van opgestoken heb!
Aleksey Bezgodov is dus een sterk theoreticus. Dat viel Viktor Kortchnoi al op, maar zelf is hij zich er ook van bewust, want hij schrijft openingsboeken en niet over alledaagse varianten. Zo verscheen eerder al een boek over 2.a3 tegen het Siciliaans en nu heeft hij een heel boek geschreven over 3.f3 tegen de Caro Kann.
“Dat zal het toch niet zijn?” was mijn eerste reactie na het verschijnen van dit boek. Dat zal komen door een eigen traumatische ervaring. In een tijd dat dit door toppers als Ivanchuk werd gespeeld meende ik me er ook eens aan te moeten wagen, met een frustrerende nul tegen Jellema tot gevolg. De zet 3.f2-f3 tegen de Caro Kann is prima speelbaar, zo toont Bezgodov aan.
Wat kan zwart er allemaal tegenover stellen? Er is keuze uit het meer solide werk met 3… g6 of 3…e6, maar zwartspelers kunnen ook gebruik maken van het feit dat wit de diagonaal g1-a7 verzwakt heeft. En dus zien we niet zelden een dame op b6 verschijnen in combinatie met de zet e7-e5. Hierover worden drie hoofdstukken volgeschreven en die leveren soms spektakel op! Een hoofdstuk met 3…Db6 als voorbereiding op e7-e5. Een hoofdstuk over meteen 3…e5 en een hoofdstuk over 3…dxe4 4.fxe4 e5.
Met die laatste variant zag ik ooit mijn Engelse clubgenoot Keith Thomas een aardig partijtje winnen in een massakamp Amersfoort – En Passant…
Keith Thomas – Gunie du Chatinier 1-0
1.e4 c6 2.d4 d5 3.f3 dxe4 4.fxe4 e5 5.Pf3 exd4 6.Lc4 Lb4+ Dit schaak komt in het boek niet voor. Toch handig om even te zien hoe je dit aan moet pakken, niet? 7.c3 dxc3 8.Lxf7+ Kxf7
Diagram
Hier speelde Keith 9.Db3+ Le6 10.Dxb4 en even later won hij via Pg5+ de loper op e6. Interessant was de variant waarin hij op zet 9 voor de dame zou gaan: 9.Dxd8 cxb2+ 10.Ke2 bxa1D 11.Pg5+ Kg6 12.De8+ Kh6 13.Pe6+ en mat volgt!
Een leuk potje op onderbondsniveau, maar ook tussen de goeien kan het er hard aan toe gaan:
Larry Christiansen – Joel Benjamin
Amerikaanse clubcompetitie 2010
De openingsfase van deze partij wordt uitgebreid geanalyseerd in het boek. In totaal neemt deze partij twaalf pagina’s in beslag. Wit introduceert dan ook een opmerkelijk idee!
1.e4 c6 2.d4 d5 3.f3 Db6 4.Pc3 dxe4 5.fxe4 e5 6.dxe5 Lc5 Hiermee heeft zwart de verzwakte diagonaal aardig ingenomen, maar er wacht hem een daverende verrassing:
7.Lc4! Alstublieft! Bezgodov heeft deze zet urenlang geanalyseerd en hij vindt het de beste voor wit in deze stelling. Wit trekt zich niets aan van de aanval op zijn paard! …Lxg1 8.Df3 Le6 Lafjes terugofferen met 8…Df2+ 9.Dxf2 Lxf2+ 10.Kxf2 levert wit een prima stelling op. Bezgodov wijst ook nog op 8…f6 9.Lf4 waarna er een pagina of zeven aan analyses volgt. 9.Lxe6 fxe6 10.Lg5 Onnauwkeurig volgens Bezgodov, die 10.Pe2 aanbeveelt. 10…Df2+ Hier had zwart 10…Ph6 moeten doen en uit Bezgodovs analyse blijkt dat wit er dan niet goed vanaf komt. 11.Dxf2 Lxf2+ 12.Kxf2 Pd7 nu heeft wit een klein voordeeltje wat uiteindelijk niet voldoende blijkt voor de winst. De rest van de partij is niet zo interessant meer. 13.Pe2 Pxe5 14.Pd4 Pf6 15.The1 Kf7 16.Pf3 Pxf3 17.gxf3 e5 18.Ted1 Thd8 19.a4 Ke6 20.Le3 Pe8 21.Ke2 Pd6 22.b3 Td7 23.h4 a6 24.h5 Tf8 25.Tg1 Pe8 26.Tg3 Pf6 27.Tg5 h6 28.Tf5 Ph7 29.Txf8 Pxf8 30.Lf2 Ph7 31.Lh4 Kf7 32.Tg1 Td6 33.Ke3 Td7 34.a5 Ke6 35.Tg6+ Kf7 36.Tg1 Ke6 37.b4 Kf7 38.c3 Ke6 39.Tg6+ Kf7 40.Tg1 Ke6 41.Ke2 Kf7 42.Ke3 Ke6 ½–½
The Extreme Caro Kann is een grondige studie van de zet 3.f2-f3. Bomvol met verrassende varianten. Het systeem wordt de laatste jaren met regelmaat door spelers uit de top 100 van de wereld toegepast en het blijkt prima speelbaar. Witspelers moeten bereid zijn een scherpe strijd aan te gaan, maar ze moeten zich ook realiseren dat er solide voortzettingen zijn voor zwart.
Mijn tip: speel het bij wijze van afwisseling. De ene keer 3.f3, een andere keer weer een andere bestrijdingswijze van de Caro Kann, want ergens diep in mij leeft het gevoel dat goed voorbereide zwartspelers niet in de problemen raken tegen The Extreme Caro Kann. Maar leuk is het wel!
(Richard Vedder)