Kroegschaker of koffiehuisspeler..
Wie, in vredesnaam, is John Healy? Een beetje googelen leerde mij dat hij al een bestseller heeft geschreven die ook nog eens verfilmd is. In dat boek gaat het over zijn jonge jaren, waarin hij toch vooral uitblonk in het bedrijven van kleine criminaliteit. Een plaatsje in het gevang was zijn deel! Dat had dan weer een voordeel, want hij ontmoette daar een andere boef, Harry Collins, bekend als “the Brighton Fox” en die leerde hem schaken. En de reden waarom hij leerde schaken? Omdat je op het schaakbord alles kunt doen wat je tot dusver hebt gedaan, alleen word je er niet voor opgepakt. Wat is schaken immers anders behalve inbreken in de stelling van de tegenstander, zijn stukken kapen, zijn pionnen stelen, zijn dame ontvoeren en zijn koning vermoorden op klaarlichte dag?
Dit beschrijft hij in het kort nog eens in dit boek, maar hij gaat verder. Hoe het hem is vergaan als kroegschaker en wat daar allemaal bij komt kijken beschrijft hij op de pagina’s 7-26 van het boekje en hij legt daarbij de kroegschaker (dat lijkt mij een passender vertaling als koffiehuisspeler) uit wat er allemaal bij komt kijken. Daarbij hoort ook deelname aan weekendtoernooien! Hij legt even uit dat dit soort wedstrijden eigenlijk wel te vergelijken is met het schaken in een kroeg, met één verschil: het handen schudden. Dat is een verplicht ritueel, waarbij het niet uitmaakt of je met een vriend of een vijand speelt. Na de handshake kan men weer gemeen zijn, liegen, stoten, praten, bewegen, harde scheten laten, lachen, schreeuwen, niezen, met een klap de stukken neerzetten, intimideren, loeren naar de tegenstander, totdat de partij eindigt met wederom een sportieve handdruk.
Dit stuk van het boek is vlot en vaak ook grappig geschreven. Daarna legt Healy aan de hand van eigen partijfragmenten aan de lezers uit hoe hij zijn successen op de vierenzestig velden behaald heeft. Het zal u niet verbazen dat hij manieren heeft gevonden om de bestaande openingstheorie te vermijden. De eerste manier is alleen te doen in de kroeg. Als je voorkeur hebt voor een kleur, pak dan twee pionnen van de andere kleur, in elke hand één, en laat dan de tegenstander “kiezen”. De tweede methode, sportiever, maar minder effectief, is het spelen van gambieten. De derde manier is, zoals Sultan Kahn het lang geleden deed, het leren van een systeem dat je heel snel in het middenspel brengt, zoals de Stonewall Attack. Hij geeft hierbij het volgende, amusante voorbeeld:
J. Healy – D. Hayter
1.d4 d5 2.e3 Dit is inderdaad een manier om theorie te vermijden! Een clubgenoot van mij speelt dit overigens ook, maar dat is omdat hij niet goed kan berekenen of hij na 2 c4 dxc4 zijn pion ooit terugziet. Dat Healy hiermee zijn eigen loper op c1 blokkeert vindt hij niet erg omdat dat stuk geen directe rol speelt in de beoogde aanval. Pf6 3.Ld3 e6 4.Pd2 c5 5.c3 Pc6 6.f4 De Stonewall-attack! Nu ik er over nadenk… een prominent teamgenoot van mij speelt dit ook zo, maar dan met eerst die loper van c1 naar g5. Le7 7.Ph3 Koffiehuisstrategie. Niet naar f3 om veld e5 te controleren. Op h3 staat het paard niet in de weg! 0–0 8.Pg5 h6 9.h4 hxg5? Tja, wij niet-koffiehuisspelers weten dat het aannemen van zo’n stukoffer gelijk staat aan zelfmoord. 10.hxg5 Pe4 11.Dh5 f5 12.g6 Pf6 dekt het mat op h7, maar… 13.Dh8 mat.
Dit voorbeeld geeft meteen aan dat het voor de bovengemiddelde clubspeler geen leerzaam boek is. Healy geeft enkele fraaie voorbeelden van zijn kunnen, maar met een elo van boven de 1800 zie je niets nieuws onder de zon. Mindere goden steken wellicht toch wel wat op van bijvoorbeeld
.. Te8!
Of..
1… Dxd4! 2 Pbxd4 Lxe3+ 3 Kh1 Pef2+ 4 Kg1 Ph3+ 5 Kh1 Pgf2 mat!
Het boek staat vol met dit soort fragmenten, die wellicht prima gebruikt kunnen worden bij training aan kinderen of de zwakkere clubspelers! En het geinige vind ik dat hij voor al die fragmenten een titel heeft bedacht. “Beware the Greeks”, “If you snooze, you lose”, “No way to treat a lady”. Dat soort titels. Bij “With a pint in the hand and a Pig on the seventh” moest ik even denken aan een opmerking van Peter Doggers toen hij in mei met Hans Böhm opnamen kwam maken bij ons op de clubavond voor de KNSB-promotiefilm over het clubschaken. Hij verbaasde zich over het aantal flesjes bier dat hij op de grond moest zetten voordat hij kon filmen. Ik verbaasde me dat hij zich verbaasde. Is dat not done dan? Op een clubavond? Juist een clubavond heeft (bij ons althans) wel wat weg van kroegschaak en ik dacht dat dat voor veel clubs gold. Serieus schaken komt dan wel weer tijdens toernooien of de KNSB-competitie. Maar blijkbaar zijn er ook clubs waar het altijd stil is, waar pas na afloop bier gedronken wordt en waar het schaakspel de meest serieuze bezigheid is die men kan bedenken. Wel weer een bewijs dat er bij het schaken voor elk wat wils is! Een “Pig on the seventh” is overigens kroegschaakjargon voor een toren op de zevende rij, die als een varken de pionnen daar een voor een al knorrend opvreet.
Leren schaken in de gevangenis. Ineens moet ik denken aan een clubgenoot van mij, die al weer jaren in een psychiatrische inrichting verblijft. Tweevoudig clubkampioen en nu kwijnt hij weg. Niks te doen, eenzaam en moddervet wordend. Zou schaken daar ook niet een aangename afleiding zijn? Ik heb hem nog nooit bezocht. Ik zou dat eigenlijk eens moeten doen. Dan suggereer ik dat hij zijn huisgenoten leert schaken. Wie weet waar het goed voor is.
(Richard Vedder)